Een vergeten dominee

Enkele maanden geleden gaf mevrouw Jansen, echtgenote van onze oud-secretaris van Lexmond, mij enkele foto’s en documentatie van een oud-predikant van onze gemeente, te weten: Ds. Nicolaas de Jonge. Het lijkt mij, als medearchivaris van onze hervormde gemeente, aardig om hiervan een korte samenvatting te geven.

 

De schoonzoon van mevrouw Jansen, Ds. D. Wursten, predikant te Antwerpen, ontdekte vorig jaar dat Ds. Nicolaas de Jonge niet met een foto en aanvullende informatie in de fotocollage in de consistorie was opgenomen. Omdat deze predikant een markante persoonlijkheid in onze kerk en de Brusselse gemeente is geweest, heeft Ds. Wursten een foto en uitgebreide informatie over zijn kerkelijk leven verzameld en via mevrouw Jansen aan ons gegeven. Uiteraard zijn wij hem hiervoor zeer erkentelijk. In vogelvlucht wil ik u van de geleverde informatie kennis laten nemen. 

 

Christelijk Volksblad

In 1871 kwam Ds. De Jonge als kandidaat naar Lexmond. Hij wist de gemeente te boeien door eenvoudige prediking, betrokken pastoraat en opbouw -en vormingswerk. Hij richtte de zondagsschool op, en een jongens- meisjes- en zendingsvereniging (deze laatste met meer dam 90 leden). Daarnaast gaf hij een ‘Christelijk Volksblad’ uit. Ook was hij een man van gebed en heeft hij op zaterdagavonden bidstonden in het leven geroepen, waarvoor de consistorie spoedig te klein was. Dit was ook op de woensdagavondbijeenkomsten het geval door een geweldige toeloop. Na zijn vertrek zijn deze bidstonden echter weer verlopen.

 

Pokkenepidemie 

Onuitwisbare indruk heeft Ds. De Jonge gemaakt door zijn optreden tijdens de pokkenepidemie in de zomer van 1871. Zonder aan zichzelf te denken, was hij dag aan dag aan de ziekbedden, die vaak ook sterfbedden waren, te vinden en bood hulp en verpleging waar hij maar kon. De Jonge heeft deze tijd, zo wordt vermeld, nooit vergeten en Lexmond hem niet. Hij wist, zo wordt aangereikt, zo beslag te leggen op zijn gemeente, dat Lexmond een echte geestelijke opleving kende. Tot op de dag van vandaag wordt deze periode, zo schrijft Ds. Wursten, in Lexmond dan ook wel het “Lexmondse reveil” genoemd. Na een tamelijk liberaalvrijzinnige periode breekt in Lexmond met Dominee De Jonge een periode aan van verdieping van het geloofsleven in de gemeente, die nog heeft doorgewerkt tot in het begin van de vorige eeuw.

 

Legendevorming

In de ‘legendevorming’ rond Ds. De Jonge wordt de vrijzinnigheid in Lexmond vóór de komst van deze predikant stevig aangedikt en wordt vaak voorgesteld dat het kerkelijk leven in Lexmond op sterven na dood was. Maar uit notulen van de kerkenraad uit die periode blijkt dat dit aanzienlijk genuanceerder ligt. Dit is ook terug te vinden in de uittreksels in het boekje van wijlen J. van Dieren. De rechtzinnige koers die sinds Ds. De Jonge in Lexmond gevaren werd, gecombineerd met een levend geloofsleven heeft, aldus het schrijven van Ds. Wursten, de ‘verliezen’ tijdens de doleantie beperkt gehouden. Zowel kerkenraad als predikant stonden recht in de leer en stevig in de schoenen.

 

Groter arbeidsveld

In april 1874 kreeg deze ijverige en begaafde predikant twee beroepen, namelijk naar Enschede en  Brussel. De gemeente was zeer bezorgd over het aannemen. Er was veel gebed dat deze geliefde predikant nog enige tijd zou blijven. Dat deze prediker naar een groter arbeidsveld zou uitzien was te voorzien, maar het kwam als een volkomen verrassing dat Dominee De Jonge op 10 april 1874 aan de kerkenraad meedeelde dat hij niet het beroep van Enschede, waarvoor men vreesde, maar het beroep naar België, namelijk naar het ‘Roomsche Brussel’ had aangenomen. Op 26 april van dat jaar hield hij zijn afscheidspreek. 

 

Rusteloze prediker

Het onverwachte en haastige vertrek was, volgens wijlen J. van Dieren, te wijten aan het rusteloze karakter van De Jonge en zijn drang om primair opbouwwerk te doen. Het werk in Lexmond was af en de opleving een feit en voordat alles routine zou worden en de lauwheid zou weerkeren, moest deze rusteloze prediker zijn arbeidsterrein verleggen. Deze stelling werd bevestigd door het feit dat ditzelfde proces zich herhaalde in Brussel, waar hij na weliswaar twintig jaar hard werken in 1893 vertrok naar Utrecht. De ‘Evangelist van Vlaanderen’ had zijn werk gedaan. Het zaad was gezaaid en opgekomen. Het eerste vuur had hevig gebrand. En, zo schrijft Ds. Wursten, evenals Paulus in de bijbelse periode, moest ook deze apostolaire figuur weg waarna anderen het gelukkig overnamen.

 

Eind april 1874 doet dominee De Jonge intrede in Brussel. Hij weet meteen de gemeente voor zich in te nemen. Een 14-jarige jongeman, die later een van zijn naaste medewerkers wordt, schrijft erover dat de jongelui teleurgesteld zijn omdat De Jonge op Hemelvaartsdag maar één keer preekt.

Energiek en met veel organisatorisch en evangelisch élan stort de dominee zich op zijn werk. Binnen een jaar heeft hij zich ingewerkt in het Vlaamse en Brusselse kerkelijke leven. 

De gedreven prediker beseft dat er een school moet komen om bekwame Vlaamse jongemannen op te leiden tot evangelisten en predikanten. Want zo is het motto: In Vlaanderen zal nooit met meer vrucht geëvangeliseerd worden dan door Vlamingen.

In nauw overleg met zijn eigen moederkerk en de toenmalige vrije kerk wordt op 29 oktober 1875 besloten om in Brussel een Vlaamse school op te richten.

De opleiding levert in de loop van de jaren verschillende bekwame evangelisten en predikanten af, waarvan enkelen ook in Antwerpen hebben gewerkt. De school heeft dan ook een geweldige injectie gegeven aan het Vlaamse protestantisme. De huidige ‘Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid’ (U.F.P.G.) te Brussel zou zonder deze voorloper uit de 19e eeuw ondenkbaar zijn.

 

Vincent van Gogh 

Vincent van Gogh is ongetwijfeld dominee De Jonges beroemdste leerling geweest. In 1878 studeert de grote schilder korte tijd aan de school. Hij wordt daarna als evangelist benoemd in Petit-Wasmes, een plaats in de Franse provincie Borinage. Helaas heeft hij niet de gave van het woord, zodat hij al zijn toehoorders verliest. Wel laat hij veel indruk achter vanwege zijn belangstelling voor het werk van de mijnwerkers aldaar. Waarschijnlijk zijn door zijn opoffering en toewijding enkele mensen tot bekering gekomen.

 

Stadsevangelist

In 1880 wordt dominee De Jonge uitgenodigd om te spreken in een aan de rand van de Wereldtentoonstelling geplaatste tent. De rechtgeaarde Hollander/Zeeuw aarzelt: “Kan dit wel in een tent”? Later zitten er ca. 250 mensen te luisteren naar de in gebrekkig Frans gebrachte evangelieboodschap. Hij spoort enkele Vlaamse gemeenteleden aan om ook in die tent te spreken over het evangelie tot hun eigen stadsgenoten. Als de Wereldtentoonstelling is afgelopen wordt doorgewerkt aan het evangelisatiewerk in een houten barak. 

In 1882 geeft dominee De Jonge zijn predikantschap van de kerk van Brussel op en wijdt hij zich volledig aan de aansturing van het evangelisatiewerk. Dit leidt tot een grote opleving in het Belgische protestantisme. Tussen 1883 en 1926 groeien in tenminste zeven plaatsen de daar opgezette evangelisatieposten uit tot gemeenten die nu nog bestaan.

Daarnaast worden mede door toedoen van Ds. De Jonge Christelijke scholen opgericht, een bejaardentehuis en een ziekenhuis. Vanuit de eigen drukkerij worden bovendien veel pamfletten verspreid en twee periodieken (De Stem en Blijde Boodschap voor Vlaanderen en Nederland). Dominee De Jonge wordt verteerd, ook letterlijk, door de ijver voor de Heer der Heerscharen. Hij overlijdt op 24 januari 1898 op 52-jarige leeftijd in Utrecht.

 

Spoor  

In het vuur van zijn ijver voor de Heere, zo schrijft Ds. Wursten, heeft Ds. De Jonge vanuit Lexmond een spoor getrokken door het Vlaamse landschap, waarvan nu nog de afdrukken zijn te vinden. Vele nazaten van de bekeerlingen van de vermaarde predikant spelen of speelden een rol in het kader van de Protestantse Kerk van België. De zeven Silogemeenten zijn in 1959 opgenomen in de Synode van de Protestantse Evangelische kerk van België. Vanaf 1979 is deze opgegaan in de Verenigde Protestantse Kerk van België (omvang: 104 gemeenten).

Het bijzondere, zo schrijft Ds. Wursten ten slotte, dat wij vanuit de plaats/streek waar dominee De Jonge zijn ambt als predikant begon, het evangelisatiewerk ondersteunen in datzelfde België (Linkeroever Schelde, Antwerpen). Een werk dat nog steeds dezelfde ‘Geest’ ademt die ook Ds. De Jonge bezielde en dreef.

Dominee Wursten besluit met een woord van dominee De Jonge zelf, die als antwoord op het verwijt dat hij al evangeliserend bezig zou zijn een eigen kerkje te spelen, schrijft: Wij bedoelen in onze arbeid te Brussel geen kerk te stichten naast de bestaande (…). Ons enige doel is: te midden der schreiende ellende en geblankette armoede van Brussels honderdduizenden, te doen zien dat er een God in de hemel is die verlorenen zoekt en zondaren zalig maakt. Meer en wat anders zoeken wij niet.

 

door Cor Stravers